Surinam | Expresidente Desi Bouterse declaró ante la Corte Marcial tras apelar condena a 20 años de prisión

Foto: ANP
5.334

Bouterse in verzetzaak: “Er is nooit aan waarheidsvinding gedaan”

Oud-president Desi Bouterse heeft vandaag voor de Krijgsraad verklaard dat er “nooit aan waarheidsvinding” is gedaan. Bouterse, die op 8 december 1982 legerleider was, verweet de Krijgsraad dat informatie van enkele belangrijke getuigen tijdens het strafproces is genegeerd. Ook noemde Bouterse de moorden ‘traumatisch’ en ‘droevig’. Hij zei dat hij er “absoluut niet trots op is” en er “echt veel verdriet” van heeft.

Bouterse noemde in zijn verklaring twee opvattingen die tegenover elkaar staan in het Decemberstrafproces, te weten: de nabestaanden die beweren, dat volkomen onschuldige mensen zomaar een nacht door bloeddorstige militairen voor machtsbehoud zijn opgepakt en vermoord, of dat het erom ging om een gevaarlijke militaire invasie van de voormalige kolonisator af te slaan dan wel te voorkomen, zoals is gesteld door het toenmalige Militair Gezag.

Het lijkt volgens de oud-legerleider dan logisch dat voor een onbevooroordeelde, objectieve procesvoering, het gerechtelijk vooronderzoek niet alleen moest worden gericht op de mensen, die al jaren voor de aanvang van het proces, in de massieve beïnvloedingscampagne vanwege de voormalige kolonisator, als moordenaars zijn gebrandmerkt.

Dit onderzoek moest zeker ook de mensen en instanties aan de andere zijde betreffen, onder meer de nabestaanden en vrienden van de mensen die omgekomen zijn. Eveneens kan gesteld worden dat gelet op de complexiteit en de gebeurtenissen tijdens het afgelopen proces er helaas nooit aan waarheidsvinding is gedaan, zei de oud-legerleider.

In dezelfde context kan volgens Bouterse worden gewezen op de ‘volkomen’ negering door de Krijgsraad van andere voor de gearresteerden belastende situaties, zoals de zeer intensieve communicatie bij dag en bij nacht, met Nederlandse en andere buitenlandse diplomatieke instanties in ons land, in de aanloop naar het moment van de beoogde invasie.

Zo ook uitlatingen, die sommige van die instanties ook tegenover de getuige Fred Derby en Surinaamse regeringsfunctionarissen waaronder de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken zouden hebben gedaan.

Bouterse zei dat de getuige Derby zich publiekelijk zeer verontrust heeft getoond over de plannen van de actievoerenden en de buitenlandse diplomaten, waartoe hij was uitgenodigd. “Hij heeft gezegd niet mee te willen doen in een toneelstuk waarvan hij het script niet helemaal kende. De rechter-commissaris had hem daar zeker iets over kunnen vragen. Hetgeen is nagelaten! Bovendien heeft uw Krijgsraad ook nagelaten dit mee te nemen in uw beoordeling!”

De oud-bevelhebber beklaagde zich in zijn toespraak erover dat de Krijgsraad de getuigenis van Peter van Haperen, volgens hem wellicht de belangrijkste getuige binnen deze context, heeft genegeerd. “Deze getuigenis is door uw Krijgsraad niet eens aan de orde gesteld teneinde die, indien zo gewild, met steekhoudende argumenten, als ondeugdelijk te verwerpen. Dit terwijl de auditeur-militair deze getuige juist wel als zeer gezaghebbend beschouwt”.

Bouterse vervolgde zijn verklaring door te zeggen dat hij zeker weet dat de geschiedenis hem zal vrijspreken van alle schuld aan het trieste, traumatische gebeuren van 8 december 1982. Hij wees erop dat niet vergeten moet worden dat een wezenlijk deel van die geschiedenis besloten is in de documenten, die door de voormalige kolonisator voor 60 jaar in kluizen zijn opgeborgen.

De Krijgsraad heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak naar 29 januari volgend jaar uitgesteld.

Suriname Herald


Declaración de Desi Bouterse ante la Corte Marcial

“Mevrouw de President en leden van de Krijgsraad,

Ingevolge het Wetboek van Strafvordering betreffende het verzet ter zake, het vonnis dat tegen mij in het 8 december strafproces is uitgesproken en de wens van Uw Krijgsraad dat er mijnerzijds een verklaring wordt afgelegd, wens ik U het volgende voor te houden. Ik sta vandaag in persoon voor Uw Krijgsraad, omdat ik nu besef, dat in strijd met hetgeen ik altijd gedacht heb nl. dat door aanwezigheid van mijn raadsman tijdens het proces ik geacht werd aanwezig te zijn, een denkfout is geweest. Mijn verontschuldigingen daarvoor. In het hiernavolgende zal ik in grote lijnen duidelijk maken waarom het noodzakelijk is dat ik in verzet ben gekomen tegen onderhavig vonnis.

Allereerst wens ik te stellen dat ik mij jarenlang dienstbaar heb gemaakt voor onze natie, mede als militair zijnde, met de inzet zo nodig van mijn eigen leven. Ik ben mij er steeds bewust van geweest dat in dit kader goede resultaten zullen worden bereikt, maar dat niet zou kunnen worden uitgesloten dat daarbij ook fouten zouden kunnen worden gemaakt. Een beschouwing ter zake moet echter binnen een andere context geschieden. Dit streven, om onze natie in positieve zin te hervormen, is mij nimmer in dank afgenomen.

President en Leden van de Krijgsraad, ik heb gemeend om, nadat ik nog bij de rechter-commissaris aan het gerechtelijk vooronderzoek mijn bijdrage had geleverd, in persoon, en door vertegenwoordiging van mij door mijn raadsman, verder aan het proces deel te nemen. Dit in de verwachting dat dit een rechtvaardig oordeel mogelijk zal maken.

Mevrouw de President en leden van de Krijgsraad, ik zal hierbij heel beslist niet ingaan op de kwestie of Uw vonnis al dan niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is gepresenteerd. U zult daar, met het voortschrijden van de jaren, waarschijnlijk zelf een correct antwoord op vinden. U vergeve mij als de woorden van mijn volgende analyse wat hard en onvriendelijk lijken; dat laatste is zeker niet mijn bedoeling. Ik wil slechts elke onduidelijkheid en elk misverstand voorkomen.

  1. Als ten aanzien van de zeer traumatische, droevige gebeurtenissen van december 1982 kennelijk twee opvattingen tegenover elkaar staan, t.w.:
    a. zoals onder meer de nabestaanden beweren, dat volkomen onschuldige   mensen zomaar een nacht door bloeddorstige militairen voor machtsbehoud  zijn opgepakt en vermoord, of

b. dat het erom ging om een gevaarlijke militaire invasie van de voormalige kolonisator af te slaan dan wel te voorkomen, zoals is gesteld door het toenmalige Militaire Gezag. Het lijkt dan logisch dat voor een onbevooroordeelde, objectieve procesvoering, het gerechtelijk vooronderzoek niet alleen moest worden gericht op de mensen, die al jaren voor de aanvang van het proces, in de massieve beïnvloedingscampagne vanwege de voormalige kolonisator, als moordenaars zijn gebrandmerkt. Dit onderzoek moest zeker ook de mensen en instanties aan de andere zijde betreffen, onder meer de nabestaanden en vrienden van de mensen die omgekomen zijn. Eveneens kan gesteld worden dat gelet op de complexiteit en de gebeurtenissen tijdens het afgelopen proces er helaas nooit aan waarheidsvinding is gedaan.

In dezelfde context kan worden gewezen op Uw volkomen negering van andere voor de gearresteerden belastende situaties, zoals de zeer intensieve communicatie bij dag en bij nacht, met Nederlandse en andere buitenlandse diplomatieke instanties in ons land, in de aanloop naar het moment van de beoogde invasie. Zo ook uitlatingen, die sommige van die instanties ook tegenover de getuige Fred Derby en Surinaamse regeringsfunctionarissen (o.a. onze toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken) zouden hebben gedaan.

De getuige Derby heeft zich trouwens publiekelijk zeer verontrust getoond over de  plannen van de actievoerenden en de buitenlandse diplomaten, waartoe hij was uitgenodigd: hij heeft gezegd niet mee te willen doen in een toneelstuk waarvan hij het script niet helemaal kende. De rechter-commissaris had hem daar zeker iets over kunnen vragen. Hetgeen is nagelaten! Bovendien heeft Uw Krijgsraad ook nagelaten dit mee te nemen in Uw beoordeling!

Hetzelfde kan worden gesteld ten aanzien van de getuigenis van Peter van Haperen, wellicht de belangrijkste getuige binnen deze context. Deze getuigenis is door Uw Krijgsraad niet eens aan de orde gesteld teneinde die, indien zo gewild, met steekhoudende argumenten, als ondeugdelijk te verwerpen. Dit terwijl de Auditeur-Militair deze getuige juist wel als zeer gezaghebbend beschouwt (zie daarvoor pagina 9 van de schriftelijke vastlegging van diens repliek).

  1. Wanneer mensen worden verdacht van ernstige staatsgevaarlijke activiteiten dan is het volkomen legitiem om die onder arrest te plaatsen. Die arrestatie vindt overal in de wereld, altijd plaats zoals dat ook hier is gebeurd. In de presentatie van Uw vonnis worden meer dan 40 pagina’s gewijd aan het ophalen van de verdachten, kennelijk zonder enige ander oogmerk dan om de a priori gedoodverfde moordenaars in de ogen van de samenleving nog een extra onnodig smet te bezorgen.
  2. Uw Krijgsraad negeert de zeer relevante getuigenis van de helaas overleden heer Venoax, die een geliefde persoon in de samenleving is geweest met een hoog aanzien en als eerlijk en betrouwbaar bekend stond. Dit terwijl uit die getuigenis onomstotelijk de intenties van het Militaire Gezag blijken met betrekking tot het deactiveren van het beoogde bruggenhoofd, dat door de gearresteerden voor de buitenlandse invasie werd gevormd. U gaat er ook zonder enige motivering aan voorbij, dat tot op het moment van het ophalen van de omgekomen personen, uit geen enkele actie of verklaring  van mij of enig ander lid van de groep van 16 (inclusief de zogenaamde getuige Rozendaal!) of van welke andere persoon dan ook, enige indicatie te vinden is, dat personen zijn opgehaald met het oogmerk om hen om het leven te brengen.

Mijn raadsman heeft zowel in zijn pleidooi als in zijn dupliek op deskundige wijze met deugdelijk onderbouwde stellingen ten bewijze van het tegendeel de door de Auditeur-Militair geponeerde stellingen, met name dat er is geoefend en dat er onder mijn leiding besprekingen zijn gevoerd – en let wel in aanwezigheid van de getuige Rozendaal! – en dat de Groep van Zestien kennelijk voor zijn eigen duistere doeleinden de leiding had bij acties, enz., onderuitgehaald. Ik verwijs ter bekorting van mijn betoog gaarne naar de betreffende passages in de genoemde processtukken.

En ja, echter ontstaan inderdaad condities die de zaak volkomen uit de hand doen  lopen, wanneer uit de na de arrestatie verkregen informatie, zowel van sommige  van de gearresteerden als uit andere internationale bronnen (en gelooft U mij daar is geen wifi of internet voor nodig), duidelijk wordt, dat de arrestatie van de leden van het beoogde bruggenhoofd, een eerder niet voorziene impuls biedt voor een versnelde, mogelijk onmiddellijke uitvoering van de invasie, die al in een staat van afgeronde voorbereiding was. Dit mede om hun dringend nodige bruggenhoofd te ontzetten!

Mevrouw de President en leden van de Krijgsraad, weest U ervan overtuigd dat ik er absoluut niet trots op ben en dat het mij echt veel verdriet heeft gedaan en ik er ook spijt van heb, dat ik de gebeurtenissen van december 1982 niet heb zien aankomen.

Ik ben daarom in verzet gekomen, omdat het evident is dat onvoldoende inzicht in de onderliggende psychologische factoren bij de genoemde omstandigheden aanwezig was. De vereiste forensische deskundigheid is wel voor het proces aangetrokken, maar de even dringend nodige psychologische expertise, helaas niet. Dit ondanks het ruime budget dat voor het strafproces beschikbaar is geweest. Bijgevolg was er vanaf de start van het proces geen andere optie dan om uit het volkomen ongerijmde, de vereiste voorbedachten rade te construeren.

Het woord draaiboek krijgt een betekenis van een afrondend bewijsstuk daartoe, terwijl iedereen weet dat niemand die een gevaarlijke militaire invasie moet afslaan, dat succesvol zou kunnen doen, zonder een gedegen, dergelijk instrument voor intelligence (ook bij de reeds gearresteerde personen!) en voor het inzetten van manschappen naar aantal, tijd  en plaats alsook voor de in te zetten wapens, enz.,enz. enz.

De (toenmalige) Auditeur Militair, gaat er overigens van uit, dat er wel legitieme omstandigheden en redenen zouden kunnen bestaan, welke in de dood van de arrestanten zouden kunnen resulteren, zoals blijkt uit het volgende citaat uit het door hem gepresenteerde repliek:
“… Meer nog, indien en voor zover de leider van het land van oordeel was dat het in het belang van de veiligheid van de staat noodzakelijk was, dat de lokale steunpunten geëlimineerd moesten worden ter garandering van de veiligheid, dan had dit gezegd en gedaan moeten worden. Het zou dus moeten leiden tot een rechtsproces”, einde citaat.

Het feit dat de Auditeur-Militair in zijn repliek aangeeft dat het e.e.a. bijvoorbeeld via een Krijgsraad te Velde had kunnen gebeuren en mijn raadsman in zijn dupliek overtuigend heeft laten zien, dat het feit dat er geen Krijgsraad te Velde is opgezet een aanwijzing temeer zou moeten zijn, dat van voorbedachten rade geen sprake zou kunnen zijn. Ook dit heeft Uw Krijgsraad volledig genegeerd! Dit bevestigt mijn eerdere conclusie dat niet aan waarheidsvinding is gedaan!

Mevrouw de President en leden van de Krijgsraad, in het voorgaande heb ik getracht om U met een klein aantal uit de veelheid van onmiskenbare ernstige tekortkomingen in de tegen mij en anderen gerichte 8 december strafzaak, te laten zien waar mijn oordeel over het door U geleide 8 december-strafproces op is gebaseerd, alsook mijn zeer besliste afwijzing van de resultaten daarvan.

Ik ben daarom in verzet gekomen tegen onderhavig vonnis. Dit niet alleen om het onrecht dat mij en de andere veroordeelden is aangedaan gecorrigeerd te krijgen, maar ook ter vermijding c.q. ter mitigering van de gevaarlijke consequentie van het gevoerde strafproces en de opgelegde vonnissen. Deze gevaarlijke consequentie betreft de verlamming van de weerbaarheid van ons volk voor alle toekomstige pogingen van vijandige krachten om ons land met een vernietigende militaire actie binnen te vallen dan wel om ons op enige andere wijze kwaad te doen.

Er mag terecht worden gevreesd dat dan niemand, zelfs niet de meest plichtsgetrouwe, vaderlandslievende militair, zal durven ook maar een vinger ter verdediging van ons land en volk uit te steken.

Eveneens spreek ik de hoop uit, dat Uw Krijgsraad geleid door de Almachtige en een rechtgeaard gevoel voor een goed rechtsproces, in alle oprechtheid en eerlijkheid het huidig rechtsproces zal leiden, zodat alle omstandigheden: zoals mijn eigen verzoek tot het doen van onderzoek een dag na de traumatische gebeurtenissen (zie verhoor Inspecteur Dhr. Doorson), het opbergen van de resultaten van dit onderzoek in de kluizen van de Surinaamsche Bank en de mysterieuze verdwijning daarvan en alle andere genegeerde aspecten in deze complexe zaak meegenomen worden, en Uw Krijgsraad tot een rechtvaardig oordeel komt!

Mevrouw de President en leden van de Krijgsraad, ik zeg U, dat ik zeker weet dat – naar analogie van de bekende uitspraak van een door mij hooggeachte staatsman de geschiedenis ook mij zal vrijspreken van alle schuld aan het trieste, traumatische gebeuren van 8 december 1982. En laten we ons realiseren dat een wezenlijk deel van die geschiedenis besloten is in de documenten, die de voormalige kolonisator in zijn kluizen voor 60 jaar heeft opgeborgen. Ik dank U.”

Waterkant


VOLVER

Más notas sobre el tema